“Het eerste wat ze me hier in de gevangenis afpakten was mijn naam. Mijn naam werd ‘gevangene 42’. Hiermee riepen ze me elke morgen naar de verhoorkamer. Elke dag stelden ze me een uur lang dezelfde vragen. ‘Waarom was je in China? Ging je naar de kerk? Ben je een christen?’. Was ik een christen? Ja. Ik hield van de Here Jezus, maar als ik dat toegaf zouden ze me vermoorden.
Terug naar No0rd-Korea
Jaren geleden vluchtte ik vanuit Noord-Korea naar China. Ik leerde daar Jezus Christus kennen en werd christen. Op een dag liep ik op straat toen plotseling een auto naast me stopte. Er stapten mannen uit die me vastgrepen. Ze duwden me in de auto. Toen we wegreden, besefte ik dat mijn leven voorbij was.
Na een paar weken in de Chinese gevangenis werd ik overgebracht naar een gevangenis in Noord-Korea. Ik werd veroordeeld tot vier jaar heropvoedingskamp. In dit kamp werkte ik twaalf uur per dag. Soms meer. Elke dag was een lange nachtmerrie. Maar ik was tenminste niet meer alleen. Eens was ik ziek en ik mocht in mijn barak blijven. Ik dacht dat ik alleen was toen een deken in de hoek bewoog en er geluiden klonken. Ik sloop ernaartoe en luisterde aandachtig. Plotseling realiseerde ik me wat er gebeurde. De vrouw sprak in tongentaal. Daar lag iemand te bidden!
‘De Here God is bij me’
Op een dag waren we buiten aan het werk. Toen we alleen waren, liep ik naar haar toe en zei: ‘Gegroet in de naam van Jezus Christus’. Ze schrok vreselijk, maar ik kon haar snel kalmeren. We vormden een geheime kerk in het kamp. Als we het aandurfden spraken we het Onze Vader en de Apostolische Geloofsbelijdenis uit.
Ik ben hier in mijn barakken. Maar niet voor lang meer. De Here God is bij me geweest, elke dag, elk uur, elke minuut en elke seconde. Gisteren werd aangekondigd dat ik zou worden vrijgelaten. Ik heb hier maar twee jaar gezeten. Het eerste wat ik ga doen is mijn man en kinderen opzoeken. We hebben elkaar al jaren niet gezien. Maar de Here God heeft over me gewaakt en ik geloof en ik bid dat Hij ook hen op elk moment van de dag beschermt. Ik moet en zal hen vertellen over deze liefhebbende God.”